Learn Colors in Dutch

rood

Red

"De appel is rood."

blauw

Blue

"De lucht is blauw."

groen

Green

"Het gras is groen."

geel

Yellow

"De zonnebloemen zijn geel."

oranje

Orange

"De sinaasappel is oranje."

paars

Purple

"De lavendel is paars."

bruin

brown

"De beer is bruin."

roze

Pink

"De rozen zijn roze."

wit

White

"De sneeuw is wit."

zwart

Black

"De kat is zwart."

grijs

Gray

"De muis is grijs."